Hoe het weer het baangebruik beïnvloedt
Weeromstandigheden spelen een belangrijke rol in luchtvaartnavigatie. Nauwkeurige weerobservaties en -verwachtingen zijn essentiële elementen voor de veiligheid van het luchtverkeer. Wind, zichtbaarheid en onweders in het bijzonder zijn beslissende factoren bij de keuze van een baan .
Hoe wind het baangebruik beïnvloedt
Omwille van veiligheidsredenen stijgen en landen vliegtuigen tegen de wind in. Zo wordt de snelheid tot een minimum herleid bij de landing, en helpt het de vliegtuigen lift te genereren bij het opstijgen. Daarbovenop moet zijwind beperkt blijven om te voorkomen dat vliegtuigen van hun traject afwijken.
Op de luchthaven gebruiken we anemometers, die windsnelheid en -richting op de grond meten. Ze meten daarbij de 2 windcomponenten: tegenwind (of rugwind , indien negatief) en zijwind:
-
Tegenwind/rugwind: de wind component, parallel aan de baan. Beweegt de wind in dezelfde richting als het vliegtuig, dan spreken we van rugwind (negatieve tegenwind).
-
Zijwind: de wind component, loodrecht aan de baan. Of het om links of rechts gaat hangt af van de kant van waar de wind komt ten opzichte van de richting waarin de baan gebruikt wordt.
Naast wind op de grond moeten we ook rekening houden met wind langs het vliegpad op een zekere hoogte. Die wind noemen we wind op hoogte, of wind aloft, en wordt gemeten door naderende toestellen. Onder bepaalde weersomstandigheden kunnen winden in de onderste lagen van de atmosfeer (aloft) significant verschillen van oppervlaktewinden. Daarom is het noodzakelijk om hiermee rekening te houden.
Meteorologische observaties en historische data tonen aan dat de wind op Brussels Airport vooral vanuit het zuidwesten komt. Die resultaten kunnen door de jaren heen uiteraard wat variëren, maar de algemene trend is duidelijk. De voorkeursbanen 25R, 25L en 19 zijn gericht naar deze overheersende windrichting. De tweede meest voorkomende windrichting is noordoost.
Andere factoren die het baangebruik beïnvloeden
In het geval van beperkte zichtbaarheid moeten de vlucht- en ATC procedures aanpassen. Enkel banen uitgerust met specifieke navigatiehulpmiddelen kunnen gebruikt worden. Is er sprake van buienwolken, dan moeten de banen op zo'n manier geselecteerd worden opdat piloten deze turbulentie en bliksem kunnen vermijden.